James P. Leijnse en Mieps Leijnse-Groenendijk

 

 

Dhr. en mevr. Leijnse werden ondersteund door het Stichting China-Comité. Ds.James P. Leijnse, van geboorte een Zeeuw, had van 1912 tot 1918 de opleiding op de vroegere zendingsschool te Oegstgeest afgelopen.1 Tot zijn grote teleurstelling werd hij na zijn opleiding voor de tropen medisch afgekeurd. Hij droomde er nl. van naar China te gaan. Van jongsaf had dat reusachtige, geheimzinnige land voor hem een vreemde fascinatie.

Miep Groenendijk was een Amsterdams meisje van goeden huize. Ze bezocht de school van juffrouw Van Loon, een 'Instituut voor jongedames' in het jargon van die tijd. Maar ze voelde niets voor een leventje van bals en partijen, zoals veel meisjes uit haar kringen toen nog leidden. "Ik wou iets met mijn leven doen". Toen ze "toevalig" James Leijnse op een conferentie ontmoette, was het plotseling of zijn plannen richting gaven aan háár idealen. Het duurde niet lang of ze was vast besloten deze jongeman met de sterk-blauwe ogen als zendelingsvrouw te vergezellen naar het verre China. Miepje reisde naar New York, trouwde met James Leynse en samen gingen ze naar China.

James Leijnse was een praktische idealist. Hij droomde niet alleen van China, maar vond een weg om er te komen. Hij voltooide zijn theologische studie aan het Princeton seminary of America, kreeg daar een speciale opleiding voor zendeling en werd toen door de United Presbyterian Church of America naar Peking uitgezonden.

De nieuw aangekomen zendelingen werden eerst naar school gestuurd om Chinees te leren. Drie jaar lang "full-time", dag en nacht, niets anders dan Chinees leren. Daarna nog twee jaar in afwisseling met praktisch werk. Op tochten naar het binnenland werd een zendeling altijd vergezeld door een inheemse leraar-secretaris, omdat hij anders misschien fouten zou maken, die hem tegenover de Chinezen zijn gezicht zouden doen verliezen.

De zendingspost in Peking bevatte vier dagscholen, twee internaten, een fröbelschool, opleidingsscholen voor architecten, ingenieurs, verpleegsters, predikanten (met 2000 inheemse leerlingen). Er was een ziekenhuis, een tehuis voor ouden van dagen, er werd dagelijks soep uitgedeeld en speciaal door toedoen van mevrouw Leijnse kwam er een werkverschaffing voor vrouwen. Hiervan profiteerden vooral vrouwen, die geen familie hadden en waar geen sterveling zich om bekommerde. Ze konden er hun kost verdienen met weven, borduren, vlechten. Er werden ook angorakonijnen gehouden, waarvan de wol werd verkocht.

Mevrouw Leijnse heeft zich in de dertig jaren van haar verblijf in China vooral ingespannen om verbetering te brengen in de positie van de vrouw.

Toen de Japanners kwamen en de familie Leijnse evenals alle blanken werd weggevoerd naar een concentratiekamp, was de gehechtheid van hun Chinese vrienden ontroerend. In het kamp heeft hij vijf boeken geschreven, gedeeltelijk op meegenomen papier, gedeeltelijk op closetpapier. Verschillende daarvan zijn in Amerika verschenen. Een is er in Nederlandse vertaling verschenen. Het heet "Vrouwen zijn als bladeren" en geeft een beeld van het leven in een Chinees familiehuis.

In 1952 waren zij in Nederland, waar ook prinses Wilhelmina van haar belangstelling in hun leven en werk blijk gaf, door hen tot een bezoek uit te nodigen. 2

James Leijnse is formeel 26 jaar predikant geweest van de Chinese Presbyterian Church of Peking. Na zijn emeritaat heeft hij zes boeken over China uitgegeven. In Beauty for Ashes beschrijft hij zijn leven en werken als zendeling van de United Presbyterian Church of America.



[1] Enkele gegevens over James P. Leijnse dank ik aan een brief die hij geschreven heeft aan de Raad voor de Zending der N.H. Kerk op 30 augustus 1971, die ik gevonden heb tussen één van zijn boeken in de bibliotheek van het Hendrik Kraemer Instituut te Oegstgeest.

[2] Het Parool, 31 oktober 1952, geschreven door Clare Lennart.