do

30

aug

2012

Evaluatie en perspectief

In het spoor van Karl Gützlaff 

Wat de betekenis van het werk en de persoon van Gützlaff betreft, verwijs ik graag naar het waardevolle artikel van E. Jansen Schoonhoven getiteld: "Eerherstel voor dr. Karl Gützlaff, zendeling onder de Chinezen van 1827-1851" in zijn boek: "Variaties op het thema zending". Hierin geeft hij niet alleen een korte levensbeschrijving maar ook de kritieken weer uit de zendingsliteratuur, waarnaast hijzelf zijn kritiek stelt en daarbij probeert een bredere en meer evenwichtige kijk te geven op wat Gützlaff verricht heeft.

Over het algemeen is men het er toch wel over eens dat Gützlaff van grote betekenis is geweest voor de opkomende belangstelling voor de zending als zodanig halverwege de vorige eeuw tijdens de periode van het Reveil. A. Goslinga concludeert echter dat die toenemende belangstelling niet gunstig werkte voor een "gemengde" vereniging. De tijd der gemengdheid was omstreeks het midden der 19de eeuw voorbij. Er brak een tijd aan niet van eenheid, maar van differentiatie. In 1852 was ds. Lentz al voorgegaan met een Lutherse Vereniging, in 1855 volgde het Java-comité, in 1858 de Nederlandse, in 1859 de Utrechtse- en de Nederlandse Gereformeerde Zendingsvereniging. Het was niet langer zo, als in de eerste helft der eeuw, dat de geschiedenis der Nederlandse zending vrijwel met die van het Nederlandse Zendelinggenootschap samenviel.

Men kan over het algemeen zeggen, dat deze nieuwe verenigingen vruchten waren van het Reveil. Zij toonden levenskracht te bezitten, want, hoe klein ook, zij bleven bestaan. De Vereniging voor de zending onder de chinezen echter niet, ofschoon toch ook daar het Reveil overwegende invloed had. Degenen, die zich in haar kring vooral hebben laten gelden, zoals Beets, Van der Brugghen en Koenen, behoorden ontegenzeggelijk tot de "vrienden". Maar zij stond niet tegenover, maar naast het Zendelinggenootschap, en terwijl deze zoveel oudere en hechtere organisatie er in slaagde, in weerwil van de verandering der tijdsomstandigheden, te blijven bestaan, ging zij ten onder...De geesten liepen te zeer uiteen dan dat een actie, als waartoe de belangstelling voor de zending toe leiden moest, door de Nederlandse Protestanten van alle schakeringen gedragen kon worden. 1)

 

Kerkelijke achtergrond

Van de weinig goedgekeurde kandidaten uit ons land die uiteindelijk aan de oproep van Gützlaff gehoor gaven, is er niet een in de Nederlands Hervormde Kerk gebleven! Medenbach Wakker en Kloekers werden Baptist en Van Gennip en Pauw kwamen uit de Afscheidingsbeweging voort, terwijl Grim (Ned.Indië) en Kloekers tevens hun invloed hebben ondergaan.

Van Gennip's verdienste is het overigens niet alleen als eerste de Afgescheidene Kerken hun zendingsroeping te hebben voorgehouden, maar ook de zending als een zaak van de kerk wilde laten regelen. En door toedoen van Kloekers werd de eerste Baptistenkerk in Nederland gebouwd, compleet met een doopvont.

Ook de latere zendingswerkers in China zoals Rijnhardt, Otte, Leijnse en Kok, Scharten en Bakker werkten allen voor andere kerken. Rijnhardt, afkomstig uit het Leger des Heils, week, ondanks grote belangstelling tijdens zijn toespraak in 1893 te Rotterdam uit naar Noord-Amerika om daar zijn doel om meer zendelingen te mobiliseren te verwerkelijken en uiteindelijk een eigen zendingsorganisatie The Tibetan Mission Union oprichtte.

J.A. Otte is weliswaar afkomstig uit de Nederlands Hervormde Kerk te Amerika, maar deze kerk is ook ontstaan door de invloed van mensen zoals Albertus van Raalte. Bovendien waren zijn ouders onder het gehoor van dominee H.J. Budding, die destijds in Goes was afgezet als hervormd predikant en daarna de gevierde stichter der vrij-evangelische moedergemeente te Goes. Toch heeft hij tijdens zijn bezoek in 1896 in ons land grote sympathie en steun ondervonden van de Nederlandse christenen.

 Te concluderen valt dat het bij Otte in eerste instantie om een stichting ging en daarom geen kerkelijke zending en zich in het bijzonder richtte op de medische zending, dat toen in zijn beginstadium was. Het hoopvolle en zelfs succesvolle werk van Otte kwam al snel na zijn dood echter in volledige handen van de Amerikaanse zending. Wel zijn er vanuit Nederland nog de zusters Marie Kranenburg en Murman geweest, die hun arbeid in het Hope en Wilhelmina ziekenhuis verricht hebben, en hebben ook Slauerhoff en Hildering nog naam aan het hospitaal gegeven. De leiding rustte uiteindelijk bij de Amerikanen, hoewel de meesten daarvan Hollandse namen en voorouders hadden.

Leijnse was ook iemand die moest uitwijken om bij zijn doel te komen. Medisch afgekeurd voor de tropen door de zendingsschool te Oegstgeest, vertrok hij later naar Amerika, waar hij via de United Presbyterian Church of America terecht kwam bij de Presbyterian Mission te Beijing en daar naast zendingswerk ook veel sociaal werk heeft mogen verrichten. In Nederland kwam het nog tot een stichting met een steunfonds.

Het enige Nederlandse genootschap wat nog tot een enigszins bestendig werk in China zelf kwam, is het Pinksterzendingsgenootschap geweest. Ook al werden alle zendelingen aanvankelijk door de Engelse Pentecostal Mission Union getraind, ze werden vanuit hun plaatselijke gemeente in Nederland uitgezonden. Maar ook hier werd de leiding ondanks nauwe samenwerking overgenomen door een buitenlandse organisatie. Dit keer door de Vereinigte Missionsfreunde e.V., Velbert te West-Duitsland, totdat ook deze organisatie zich met alle andere buitenlandse zendelingen in 1949 gedwongen moest terugtrekken. Wat samen met de Tweede Wereldoorlog het eind van een zendingstijdperk betekende, nl. de zending louter bedreven vanuit het Westen in het kielzog van kolonialisme en imperialisme en de daarmee samengaande bevoogding.

 

Waarom is China nooit doel geworden van de Nederlandse protestantse zending?

Behalve de grote taalbarrière, gebrek aan geldmiddelen, de onbekendheid en de verre afstand is daar allereerst de prioriteit van het zendingsveld van Nederlands-Indië. Het duidelijkst hierover was Doedes, die in het geheel geen nieuw zendingsgenootschap wilde. "Men zou daardoor vergeten dat onze Oost-Indische bezittingen hoger recht op onze erbarming hadden." Bovendien moest het evangelie in China juist niet door Chinezen gebracht worden volgens Gützlaffs nieuwe zendingsmethode? Alleen al uit de verschillende namen van de Verenigingen blijkt dat hier veel over te doen is geweest en men ook in de naburige landen het evangelie wilde verkondigen. Of waren hier toch ook andere motieven in het geding? In ieder geval kwam Gützlaff hen aan het eind van zijn verblijf in ons land in 1850 tegemoet door ons de bearbeiding van landen ten Zuiden van China en van de Chinezen in onze Oost-Indische bezittingen toe te wijzen.

Merkwaardig blijft dat Gützlaff zelf zijn roeping voor China daar ontvangen had. Aanvankelijk via het werk van Medhurst maar vooral tijdens zijn verblijf op de Riouw-archipel, waarna de officiële band met de N.Z.G. verbroken werd. En zo is de cirkel weer rond!

Een andere belangrijke reden is de voortdurend wisselende en dreigende politieke situatie, die ik wel onder de kop "Het confucianisme, imperialisme, bolsjewisme/marxisme, modernisme en liberalisme en uiteindelijk communisme-leninisme-maoïsme in christelijk en patriottisch China" zou kunnen typeren. Afgezien van Gützlaffs betrokkenheid bij het openbreken van China voor de handel met Engeland, lazen we bij H.D. van Gennip over zijn haastig vertrek uit China en uitwijking naar Ned. Indië, wat in verband werd gebracht met het uitbreken van de Taiping opstand, die van 1851 tot 1864 duurde en in totaal zo'n 20 miljoen slachtoffers heeft gekost en waaraan Hendrik Kraemer in het Nederlands Theologisch Tijdschrift in 1947 nog een artikel wijdde. Deze opstand is waarschijnlijk de bloedigste opstand uit de geschiedenis van China en wellicht het grootste bloedbad op aarde tot de Tweede Wereldoorlog.

Toen na zijn terugkeer in Nederland Kloekers baptist was geworden en er daarom geen Nederlander meer voor ondersteuning in aanmerking kwam, heeft men de Duitse zendeling Neumann nog willen ondersteunen. Het plan was Neumann te werk te stellen niet in China zelf, maar in de Chinese diaspora, en wel op een der eilanden bij de Oostkust van Sumatra. Dit hing samen met de toestanden, die er toen in China heersten. Men had daar niet alleen met bovengenoemde Taiping-opstand te doen, maar bevond zich sinds 1856 ook in oorlog met Engeland en Frankrijk. Dat was voor de Chinese Vereniging in Nederland de genadeslag, te meer daar Neuman inmiddels een beroep als predikant in Pennsylvania had aanvaard en men er ten slotte geheel van afzag nog iets voor hem te doen. Daarna wou er ook niets meer lukken.2 Goslinga concludeert: "Ook voor ons land gold wat Krummacher met het oog op Duitsland zei: "Op onze zendelingsgenootschappen, onze zendelingskassen en onze zendelingsbidstonden staat met grote zwarte letteren het woord Laodicea geschreven."3

De Chinezen waren ten gevolge van de nederlaag in 1857 gedwongen Westerse diplomaten te ontvangen, met hun kooplieden handel te drijven en 'exterritoriale' rechten in de traktaathavens verlenen, zodat ze niet onderworpen waren aan het Chinese bestuur en de Chinese rechtspraak. 4 Dientengevolge waren de Chinezen op alle Europeanen verbitterd, wat de zendingsarbeid ten zeerste belemmerde.

Later zou ten gevolge van de oorlog met Japan de Boxer-opstand van 1900 volgen, dat de dood van 189 zendelingen en 16000 christenchinezen 5 betekende, totdat in 1911 de revolutie uitbreekt en China's laatste keizer Pu Yi gevangen wordt genomen, wat het einde van de Mandsjoe dynasty betekende. China had nu een republiek en in Europa brak al spoedig de Eerste Wereldoorlog uit.

Nederlandse Pinksterzendelingen
Waren Arie Kok en Elize Scharten inmiddels op het zendingsveld aangekomen, was Piet Klaver in 1915 op reis bijna omgekomen, de zusters Trijntje Bakker en Geertje Roos moesten wachten tot de wereldoorlog voorbij was.

 

Na de wereldfederatie van christenstudenten

In 1922 begon na en n.a.v. de grote conferentie te Peking van de Wereldfederatie van christenstudenten, alwaar Herman Rutgers namens de N.C.S.V. bij aanwezig was, een scherpe antichristelijke beweging als deel van een antireligie beweging en gepaard met een felle aktie tegen alle buitenlanders. Het christendom werd gezien als de gevaarlijkste godsdienst en tegelijk van vreemde bodem, waarom het verzet hiertegen het grootst was. De vervolgingen bereikten hun hoogtepunt in 1927/28, toen er van de 7600 protestantse zendelingen nog maar 500 over waren. 6 Deze vervolging noodzaakte ook Scharten, Bakker, Roos en Klaver het zendingsveld tijdelijk te verlaten. Vanaf de jaren van de Taiping opstand was er een toestand waarvan China tot de 'Bevrijding' in 1949 te lijden had: het optreden van steeds vechtende heren, 'warlords' genoemd. Verschillende leiders en generaals raakten buiten controle. Ieder ging voor zichzelf vechten. Er was een voortdurende strijd om bezit en macht, wat voor de bevolking een chronische struikroverij en chaos betekende. Deze situatie hebben de zendelingen in Likiang en omgeving in de provincie Yünnan aan den lijve ondervonden. De geweldige angst onder de bevolking, de berovingen van hun schaarse bezittingen, de intimidaties en het verbranden van hun huizen brachten een voortdurend verkeren in gevaar en onzekerheid.

 

Invloed Social Gospel

Ten grondslag hieraan lagen de sociale misstanden, die in de twintiger jaren leidden tot de grote invloed van de Social Gospel uit Amerika en daarmee het liberalisme en modernisme, zoals die in het Westen reeds geruime tijd in de theologie was doorgedrongen en alles behalve bevorderlijk was voor de zendingsgedachte. Het is met name Arie Kok geweest die hier de vinger op gelegd heeft.

 

Verlangen naar eenheid

Om van het imago van een westerse in denominaties verdeelde godsdienst en de westerse bevoogding af te komen, gingen er reeds vanaf 1910 tijdens de zendingsconferentie in Edinburg stemmen op voor de onafhankelijkheid van de Chinese kerk. Daar was namelijk de toen nog jonge theoloog Cheng aanwezig. John R. Mott zei later: "Hij was niet door het Comité uitgenodigd, maar hij was door God zelf gezonden. Wij waren toen nog zo kortzichtig, dat wij de inlandse kerken niet uitgenodigd hadden". Cheng sprak in een toespraak over de eenheid der kerken in zeven minuten, waarvoor hem zeven minuten waren toegestaan. Hij hield de conferentie het ideaal voor van een onverdeelde christelijke kerk in China.

De bestaande verdeeldheid 7) was in strijd met de aard van het Chinese volk en de moeilijkheden om tot die eenheid te komen "worden opgeworpen door onze Westerse vrienden, maar deze moeilijkheden zijn voor ons even zovele mogelijkheden." In China teruggekeerd heeft dr Cheng jarenlang gewerkt voor de eenheid van de Christelijke kerk, welke hij voor China absoluut noodzakelijk achtte. 8 
Onder invloed van John Mott werd in 1912 in Sjanghai toen het "China Voortzettings Comité" gevormd en dat door de inmiddels ontstane kerkelijke eenheidsbeweging in 1922 gereorganiseerd werd als "De Nationale Christelijke Raad". Op deze conferentie vond het verlangen naar eenheid zijn uitdrukking op deze wijze:

"Wij Chinese christenen, die verschillende leidende kerkelijke groepen vertegenwoordigen, spreken onze droefheid er over uit, dat wij verdeeld zijn door het denominationalisme van het Westen. Wij erkennen volkomen, dat het denominationalisme berust op verschillen, waarvan de historische betekenis, hoewel werkelijk en levend voor de zendelingen van het Westen, niet voor ons Chinezen kan gelden. In plaats van een inspirerende bron is het denominationalisme daarom een bron van verwarring geweest en is dat nog. Wij wijzen met nadruk op de schreeuwende noodzakelijkheid van de Christelijke Verlossing voor het huidige China, en geloven vast, dat alleen de Verenigde Kerk van China kan redden, want onze taak is groot en voldoende kracht kan slechts worden verkregen door een solide eenheid. Wij geloven, dat er een wezenlijke eenheid bestaat tussen alle Chinese christenen, en dat wij het gevoelen van de gehele Chinese christelijke gemeenschap weergeven, als wij er voor uitkomen, dat bij ons het verlangen en de mogelijkheid gevonden wordt om een vereniging tot één lichaam spoedig te verwerkelijken, en als we een beroep doen op zendelingen en vertegenwoordigers van de kerken in het Westen, om door zelf verloochenende toewijding aan onzen Heer alle hindernissen uit de weg te ruimen, opdat Christus' gebed om eenheid in China moge worden vervuld."

Dit vurig verlangen kreeg een begin van verwezenlijking, toen in 1927, hetzelfde jaar waarin de haat en de tegenstand tegen kerk en zending in China tot die tijd het felst oplaaiden, de "Verenigde Kerk van Christus in China" werd geconstitueerd. Op deze Algemene Vergadering van de Kerk van Christus in China, gehouden te Sjanghai, 1-11 oktober waren 16 kerkelijke en zendingsgroepen vertegenwoordigd. De belangrijkste groepen onder deze waren de Presbyterianen, Congregationalisten en Baptisten, samen toen een derde van alle Protestantse christenen in China. 9) Dr Cheng, de Moderator van deze vergadering, tevens secretaris van de Nationale Christen Raad, nam tevens een werkzaam aandeel aan de zendingsconferentie van Jeruzalem in 1928. Zijn toespraak "Days of Vision" over het hemels gezicht, waaraan Paulus niet ongehoorzaam was geweest, maakte diepe indruk. De Chinese delegatie vroeg het volgende:

1. Kerkelijke samen binding boven de grenzen der verschillende Westerse kerken en corporaties.

2. Overgave der Zending Instellingen.

3. Financiële steun totdat dit niet meer nodig zal zijn.

4. Zendelingen die zich in en onder de Chinese kerken willen stellen.

Deze wensen zijn later allemaal in vervulling gegaan. John Mott vertelt, dat tijdens zijn latere bezoek aan China, Cheng hem de vraag voorlegde, of de toenmalige chaos in China, waar soms vier of vijf revoluties tegelijk aan de gang waren, niet een aansporing moest zijn voor een grote actie van de christelijke kerk. Deze zou dan moeten bestaan in een poging tot verdubbeling van het aantal christenen. Mott vroeg toen of hij het durfde wagen, in vijf jaar een kerk te ondernemen, waarvoor de zending honderd jaren nodig had gehad. Cheng gaf het voor hem karakteristieke antwoord: "Waarom niet?". Hieruit werd geboren de vijfjaarsbeweging in China, die 1 januari 1930 aanving, en waarbij Cheng Ching Yi dezelfde leus had als zijn vriend en medestrijder Toyohiko Kagawa in Japan: "O, God, doe Uw kerk herleven en begin met mij". Dit vijfjarenplan omvatte twee grote acties:

1. De godsdienstige opvoeding van de christenen, die reeds gewonnen werden; hetgeen o.a. de bestrijding van het analfabetisme inhield, de opbouw van het christelijk gezinsleven en allerlei sociale arbeid.

2. De evangelisatiecampagne onder de niet-christenen; waartoe vooral de hulp werd ingeroepen van Kagawa uit Japan, Sherwood Eddy uit Amerika en Stanley Jones uit Brits-Indië.10

Beusekom vermeldt: "Het vijfjarenplan heeft aan het christendom iets teruggegeven van zijn revolutionair karakter. Te weinig diende dit zichzelf aan als een boodschap voor de armen en verdrukten. Wanneer het er niet in slaagt de dorpen binnen te gaan en de massa te bereiken, dan blijft het een boodschap voor de rijken, althans voor de ontwikkelden, en heeft het zijn doel gemist."

 

Nederlandse zendeling wordt kanselier in Peking

Arie Kok, die vanaf 1919 als kanselier werkzaam was te Peking, heeft bovengenoemde ontwikkelingen met zorg en verontrusting gadegeslagen en over de vaak verzwegen keerzijde gerapporteerd. Zijn stem is een waardevolle, daar zij ons inzicht geeft in de historische achtergronden van de huidige problematiek tussen de Patriottische Drie-Zelf-Beweging en de vele niet erkende huisgemeenten.

Ten gevolge van de afschaffing van het oude examenstelsel, waarbij niet meer de kennis van de oude leer van Confucius werd vereist maar een moderne (Westerse) kennis, verschenen scholen en universiteiten en gingen veel jonge Chinezen in het buitenland studeren, waardoor een Chinese intelligentsia Westerse ideeën heeft leren kennen. Zo kwamen ook velen onder hen onder de invloed van moderne professoren en predikanten in die landen. Kok:     

"De meesten waren reeds in China, zij het dan ook zeer oppervlakkig, met het Christendom in aanraking geweest, sommigen waren scholieren van zendingsscholen of wel kinderen van christenouders. Het is duidelijk, dat èn het onchristelijke aanzien der Westerse beschaving èn het semi-rationalisme hunner christelijke professoren een ware revolutie in het denken dezer jongelieden teweeg bracht en dat...hun onbeproefd ernstig geschokt werd. Het kostte hun professoren weinig moeite dezulken los te maken van hun "ouderwets kindergeloof" en ze te winnen voor de "nieuwe en bredere opvatting van de christelijke religie". Eenmaal teruggekeerd in China, werden deze pas gepromoveerden met open armen ontvangen door de liberale zendelingen, die zeer terecht in hunne komst ene machtige versterking hunner positie zagen en die niet nalieten velen van hen door aanlokkelijke voorwaarden als collega's aan christelijke inrichtingen van hoger onderwijs, Chr. Stud. Ver., (o.l.v. dr. T.T. Lew) en YMCA te verbinden. De pioniersarbeid en evangelisatiearbeid bijna uitsluitend aan de orthodoxen overlatend, concentreerden de modernen al hun krachten op de vorming der studenten in de grote onderwijscentra der verdragshaven en andere belangrijke steden aan de spoorwegen. Zij redeneerden: "Geeft ons de chr. jeugd en de toekomstige kerk behoort aan ons." 11)

"De beste methoden om de orthodoxe seminaries en bijbelscholen onder moderne leiding te brengen, is ongetwijfeld geweest de oprichting der zg. unie-instituties, waar zendelingen van verschillende zendingscorporaties op een zeer brede basis samenwerken en waar alle richtingen getolereerd worden. De geschiedenis der laatste 15 jaren in China heeft ten duidelijkste aangetoond, dat zodanige inrichtingen de een na de ander haar positief christelijk karakter verloren hebben en ten slotte verlopen zijn in moderne cultuurinstellingen, die wel christelijk in naam bleven en door zendingsgelden onderhouden bleven, maar waar de Christus der Schriften, de Zone Gods en Zaligmaker der wereld Zijn plaats heeft moeten inruimen voor een Jezus van moderne inbeelding, een ideaalmens, revolutionair en hervormer der maatschappij. De Yenching Universiteit te Peking is hiervan een tekenend voorbeeld." (p. 12)

Zo zegt Kok dat "De Nationale Christelijke Raad", eveneens veel bijgedragen heeft tot de losmaking van het Chinese christendom van de Bijbel en van het historische christendom, en wel hoofdzakelijk omdat de dominerende elementen van die raad in zeer nauwe verbinding stonden met de liberale groepen in de Amerikaanse kerken en door deze ruim van fondsen voorzien werden. (p. 13)

"Door middel van literatuur, subsidies, conferenties, studiegroepen, 'retreats', politieke activiteiten en uitgebreide propaganda, heeft deze Raad, die immer door de liberale groepen gedomineerd werd, er toe medegewerkt om modern religieuze ideeën onder de Chinezen ingang te doen vinden." (p. 21)

 

Breuklijnen

Een reactie kon daarom ook niet uitblijven. "Was reeds in 1920 de oprichting van de Bijbel-Unie een eerste collectief protest der orthodoxe zendelingen geweest tegen de propaganda van het modernisme in hun midden, een tweede belangrijke stap in die richting werd gedaan in 1926, toen de laatste grote conservatieve groepen zich uit de Nationale Christelijke Raad terugtrokken. Als ene laatste poging om de uitwendige eenheid der zending te behouden, had een deel der orthodoxe leiders in 1922 tot samenwerking toegestemd. Deze poging faalde. Het bleek maar al te duidelijk, dat deze medewerking in de grond der zaak de verdere verbreiding van het modernisme slechts bevorderde en dat de orthodoxen in die Raad hoofdzakelijk dienden als een vlag om de clandestiene lading te dekken.

Het ene Genootschap na het andere trok zich daarom terug en met het uittreden in 1926 van de "China Inland Mission" met haar 12 samenwerkende genootschappen (1200 zendelingen) en een aantal Scandinavische genootschappen, verdwenen de laatste orthodoxe elementen uit de Nat. Chr. Raad." (p. 26)

In een ander artikel (Modernisme op de conferentie te Jeruzalem, Macedoniër 1928) wijst Kok erop dat deze raad, niettegenstaande al het gebeurde ook op politiek gebied, de opdracht kreeg twintig afgevaardigden te benoemen voor de zendingsconferentie te Jeruzalem. Kok vreesde dat deze talrijke Chinese delegatie er veel toe zou bijdragen, de voorstellen tot unificatie van alle godsdiensten, al zij het dan ook gecamoufleerd, tot een succes te maken. (p.177)

In een ‘retreat’ nl., waar o.a. dr. J. Leighton Stuart, president van de Yenching-universiteit, dr. R.Y. Lo, dr. Tzu-Ch'en Chao, tegenwoordig waren en waarbij ook de YMCA secretaris dr. Lyon (allen gedelegeerden ter Jeruzalem Conferentie) nauw betrokken was, werd de noodzakelijkheid bepleit en algemeen erkend, dat de Christelijke kerk een praktisch aandeel moest hebben in de "kruisbestuiving" der culturen en de unificatie van verschillende filosofieën en systemen van gedachte.

Op basis van een programma, dat genoemd werd "de werkbasis voor de conferentie van Jeruzalem", dat uitgewerkt werd door gelijkgezinde modernen in Amerika, wilden deze m.m.v. van de gedelegeerden uit China naar Jeruzalem de conferentie gebruiken om, zo al niet voor hun gevoelens te winnen, dan toch die te gebruiken als een vruchtbaar propagandaveld. Kok concludeert dat dit document van de grootste betekenis was, aangezien er duidelijk uit blijkt: de OPZET, om de christelijke zending op een geheel nieuwe grondslag te stellen, om aan de boodschap der zending alle kracht te ontnemen, en om de christelijke godsdienst door een kruisbevruchting met natuurlijke godsdiensten van zijn geheel enig karakter te beroven. (p. 178)

In een nog latere publicatie 12) voerde hij een hevige polemiek tegen T.C. Chao, een "religieuze ultraliberaal en pro-communist”, van wie hij zegt niet te kunnen begrijpen, dat hem binnen de Wereldraad van Kerken de hand boven het hoofd wordt gehouden. Tenslotte heeft Chao zich zelf tegen deze wereldraad gekeerd, toen hij n.a.v. van de verklaring over de Korea-oorlog zijn functie als president van Zuidoost Azië neerlegde.

Bovenstaande moge voldoende zijn om te laten zien, dat ondanks allerlei pogingen om te komen tot een Chinese kerk, er niet alleen nu maar ook al vanaf de twintiger jaren sprake is van twee groepen christenen in China.

 

Moratorium op de zending

De opzet om de christelijke boodschap op een geheel nieuwe grondslag te stellen is niet bij 1928 blijven steken. In 1973 namelijk zou het tijdens de zendingsconferentie te Bangkok onder invloed van het maoïsme komen tot voorstellen voor een moratorium op de zending. Was met de tweede wereldoorlog een einde gekomen aan een zendingstijdperk, denk bijvoorbeeld aan de terugkeer van Elize Scharten in 1948 en de verbanning van alle zendelingen uit China vanaf 1950, in 1973 werd in de jaren dat het marxisme zijn hoogtepunt bereikte de zending als zodanig onder druk gezet. Op initiatief van de Lutherse Wereld Federatie werd een verklaring over communistisch China opgesteld. In de politieke, economische en sociale omwentelingen in China sinds de maoïstische machtsovername in 1949, tekent zich volgens Bangkok de weg van het heil af. Hierin werd o.a. gesproken over de dringende behoefte aan dialoog met Chinese marxisten, in het kader van dialoog met mensen van levende ideologieën in geheel Azië en de behoefte aan een theologisch en ethisch verstaan van het huidige Chinese denken en de huidige Chinese praktijk en de mate waarin dat denken en die praktijk voor andere samenlevingen implicaties hebben.

Het ontstellende van deze verklaring aldus S. Paas is dat geen woord wordt gerept over de het zware lijden van de Chinese christenen onder het maoïstische regime. In 1973 zouden er sinds 1949 in China 2 miljoen christenen vermoord zijn. Evenmin werd gewezen op de bijbelse opdracht tot zending, die inhoudt dat ook aan de 800 miljoen bewoners van het Chinese vasteland het Evangelie wordt gebracht. Peter Beyerhaus schreef als deelnemer te Bangkok onder meer: "Het maoïsme werd herhaaldelijk als alternatief van het christendom voorgesteld. Dat werd in het bijzonder duidelijk op een...geïmproviseerde China-avond. De sprekers legden niet de nadruk op de vraag hoe het Evangelie opnieuw naar China zou kunnen worden gebracht, maar veeleer stond centraal, wat de Chinese culturele revolutie bij te dragen heeft aan ons begrip van Salvation Today. Deze hoge waardering voor het maoïsme ten koste van het christelijk geloof, ko men lezen op een plakkaat dat door anonieme handen op een publicatiebord was geprikt. De tekst ervan luidde: “Hebt u op de China-avond de dwangneurose van het westen bemerkt om China te bekeren? - Heil betekent: Dat God moge redden van bekering!". 13

 

Nederlands klimaat

Kijken we naar Nederland, dan kunnen we dezelfde gedachten bij o.a. Arend Th. van Leeuwen horen. Echter als we ons afvragen wat de invloed van het maoïsme op het protestantisme in Nederland is, is dit moeilijk concreet aan te geven, behalve dan dat R.J. van der Veen, secretaris van de Ned. Zendingsraad, zich positief over Bangkok heeft uitgelaten. Of we moeten denken aan de verschillende studiedagen van studentenorganisaties zoals de NCSV, de Nederlandse Studenten Zendingscommissie of de Christen Studenten Associatie, die in ons land werden gehouden, waarbij overigens meer sinologen en mensen van het China Studie Comité en de werkgroep 2000 (met name E. Zürcher en W.F. Wertheim) aanwezig waren dan theologen. Ook valt nog het maandblad voor evangelie en cultuur Wending te noemen. Wat mij opgevallen is, is dat voor zover zij aandacht aan China besteedde, het meestal artikelen betrof, die vertaald zijn uit het Engels of Duits. En dat er dus geen enkele Nederlandse bijdrage is, met als uitzondering de artikelen van Rob P. Kramers. Zelfs in het themanummer over de Culturele Revolutie van november 1969 is er slechts één theologische bijdrage en wel van Karl Derksen, een katholiek. Typerend is dat hij de verlegenheid analyseert waarin de opdracht, de verhouding van het evangelie en culturele revolutie na te gaan, hem brengt.

De enige Nederlandse protestanten, die tijdens de periode dat China voor het buitenland gesloten was en zelfs brieven niet konden doordringen, toch over de kerk in China geschreven hebben, zijn de reeds genoemde professor Rob Kramers, die als taaladviseur van het NBG in Hongkong dicht bij het vuur zat en professor Johannes Verkuyl, die in het jaar dat de Culturele Revolutie uitbrak zijn boek over het “Evangelie en communisme in Azië en Afrika” uitbracht. De vraag die toen vooral speelde, was of de kerk in China überhaupt nog wel bestond.

 

Evangelisch Offensief

Er is echter ook nog een derde persoon, die hier vermeld moet worden, nl. Rob H. Matzken, een evangelical, die zich in die tijd als een China-student en 'China-watcher' beschouwde en begonnen was met het vertalen van o.a. een boekje van Leslie Lyall, een oud-zendeling in China en van Watchman Nee. Hij was het ook, die in 1972 in Nederland begon met het houden van China studie- en gebedsdagen en Anne van der Bijl mede aanzette tot de 'Love China' conferentie in Manilla. Werd er vanuit de evangelicale beweging als reactie op de conferentie in Bangkok een eigen zendingsconferentie gehouden in Lausanne in 1974 waar een duidelijk andere houding werd ingenomen t.a.v. de zending in 1975 werd zelfs weer openlijk gesproken over open deuren in China voor het Evangelie. Emerson Vermaat concludeert in zijn artikel over de evangelische bezinning op China 14 het volgende:

"In de Evangelische kring en ook in de derde wereld, wordt de nadruk gelegd op het inheemse karakter van de Chinese kerk en wil men duidelijk solidair zijn met deze kerk die in verdrukking leeft. Tegelijk moet worden opgemerkt dat advies, hulp en daadwerkelijke inzet van westerse zendelingen zeer op prijs wordt gesteld. Hoewel op de conferentie de overgrote meerderheid der christenen afkomstig was uit de derde wereld, was er beslist geen vijandschap tegen het westen. De typische sfeer van hartelijkheid welke in Evangelische kring op soortgelijke conferenties is, verdrong de nationale barrières. Van enig gevoelen van superioriteit was noch aan Europese of Amerikaanse, noch aan Aziatische zijde sprake. Nadruk viel op de samenwerking om dit immense probleem gezamenlijk aan te pakken. Bij westerse christenen was het besef aanwezig dat het westen in het verleden niet zonder schuld is geweest en dat de zending zich niet mag inlaten met een ideologie."

Sommigen hebben wel eens verband gelegd tussen deze conferentie en de vele daarmee gepaard gaande gebeden en het bewogen jaar 1976, toen niet alleen vele rampen plaatsvonden, maar ook Mao Tse Tung stierf, waarna al spoedig begonnen werd met het programma van de vier moderniseringen. Het zou daarna nog drie jaar duren voor China zich openstelde voor het buitenland middels de zgn. open-deur politiek.

 

Drie-Zelf Beweging

Het jaar waarin ook de Drie-Zelf Beweging weer tot leven kwam, maar tevens de huisgemeenten een ongekende groei doormaakten. Jonathan Chao noemt als reden voor deze onverwachte zelfs fenomenale groei allereerst het wegvallen van beperkingen; ten tweede werden het apparaat controle van de 'United Front Work Department', het 'Religious Affairs Bureau' en de 'Three Self Patriottic Movement', die alle tijdens de culturele revolutie werden afgebroken, niet eerder hersteld dan in 1979; en ten derde werd er van buiten (bv. door radio uitzendingen) begonnen met het geven van steun. Het was niet langer illegaal om te luisteren naar een christelijke radio uitzending, er werden meer bijbels binnen gebracht en er was meer bemoediging van overzeese christenen. Tegen het einde van 1979 en begin 1980 werd een grote groep van pastors, die gedurende 1955 en 1957 gevangen waren genomen vrijgelaten. Zij gaven nieuwe aanmoediging en hielpen de jonge huisgemeente leiders. Vanaf 1981 begon de Drie-Zelf Beweging met het organiseren van provinciale controle apparaat organisaties. Tegen 1982 organiseerden ze districtsorganisaties als ook dorp of commune controle structuren. Op dezelfde manier raakten de 'Religious Affairs Bureau' en de 'United Front' goed gevestigd op lokaal niveau. Dus begonnen de huisgemeenten de restrictie te voelen. Tegen september 1982 werd de Chinese Communistische religiepolitiek ten volle ontwikkeld in theorie, formulering en toepassing. We begonnen toen het conflict te zien tussen de Drie Zelf kerken en de huisgemeenten. Na september 1982, 1983 en 1984 begonnen de controle en vervolging opnieuw en hadden we een situatie van toenemende aantallen van Drie Zelf kerken en dalende aantallen van huisgemeenten. Dat was de situatie tot 1989. 15

Door mensen die sympathiseren met de Drie Zelf kerk wordt als de overheersende factor voor de groei vooral genoemd, dat het christendom in China voor de eerste keer in zijn geschiedenis, door het Chinese volk als een geheel, niet algemeen beschouwd wordt als buitenlands, in de zin van buitenlandse connecties of controle in een 'post-denominationale' periode. Verder worden over het algemeen genoemd, het lijden ter wille van de toewijding aan Christus, de desillusie van vele jongere en oudere mensen met het 'zig zaggen' van de regering in zijn toepassing van een marxistische politiek en het daardoor ontstane vacuüm. Zij keren zich tot Christus die hen hoop biedt.

Huisgemeenten

Over de controverse tussen de 'Drie Zelf Kerk' en de huisgemeenten, zou nog veel meer te zeggen zijn, dan in dit bestek mogelijk is. Menige beschouwing is daaraan gewijd. Wel is het zo dat christenen in het westen voor een dilemma staan. Het wezen van de christelijke kerk strookt eigenlijk niet met het nationale organisatieprincipe van de "Drie-Zelf-Beweging". De gemeente van Christus is een universeel lichaam. Dit principe wordt weliswaar niet ontkent, maar bezweert westerse zendingsinstellingen af te zien van hernieuwde zendingsaktiviteiten in China, ter wille van haar voortbestaan en groei. Ondanks het openstellen van de regering voor buitenlandse contacten, acht zij zich nog steeds bedreigd door westerse ideeën. De Drie-Zelf-Beweging heeft het christendom juist losgepeld uit de westerse vorm en daarmee een zeker vertrouwen bij de regering gewonnen.
In de huisgemeenten is dat niet in dezelfde mate gebeurd, met het gevolg dat deze bij een verstrakking van de godsdienstpolitiek als eerste weer in de problemen komen. Deze vinden het universele karakter van de kerk zo belangrijk, dat zij menen het nationale karakter van de Drie- Zelf-Beweging te moeten verwerpen. Zij hebben bijbels en theologische lectuur nodig en zijn blij met wat zij weten te bemachtigen. Daarmee stellen zij zich open voor missionaire bezoeken, die in de ogen van de regering evenwel volstrekt taboe zijn. Bezoekers riskeren de dood, hetgeen uit persberichten van tijd tot tijd ook blijkt. De Drie-Zelf-Beweging ervaart dát als zeer belangrijk en stuit daarbij op twijfel bij de huisgemeenten. Het dilemma voor ons in het westen is nu: wat weegst het zwaarst: de eenheid van de kerk of haar universele karakter. De oecumenische kerken kiezen voor het eerste, de evangelikale groepen, zoals Wurmbrand en Open Doors voor het tweede. Maar geen van beide oplossingen kan echt bevredigen, aldus Aldert Schipper. (Trouw, Kerk in de Wereld, najaar 1983)

Daarmee wordt de problematiek treffend voorgesteld, een problematiek, die in feite ook reeds aanwezig was, vóór de Communistische Volksrepubliek China en wel een problematiek die mijns inziens niet slechts te danken is aan het westen, maar ten diepste teruggaat op onze bijbelbeschouwing.

 

Onze houding en steun

Ten slotte wil ik twee christenen uit ons land aan het woord laten over hun houding met het oog op de toekomst van de kerk.

Jan J. van Capelleveen formuleert de houding van de kerken en bijbelgenootschappen als volgt:

1. We zullen de christenen in China de gelegenheid moeten geven om zelfstandig, zonder onze inmenging, de weg naar de toekomst te vinden.

2. We zullen hen niet mogen belasten met onze inzichten en hun zeker niet onze verschillen en onenigheden mogen opdringen.

3. we mogen de christenen van China niet vertellen hoe zij hun werk moeten doen en wat zij moeten geloven. Veeleer moeten we naar hen luisteren. Zij, die gegaan zijn door dehel van de Culturele Revolutie hebben ons meer te zeggen dan wij hun.

4. Waar de christenen van China uit zichzelf om hulp vragen zullen we die moeten geven, maar we mogen geen hulp opdringen ook niet in de vorm van bijbels. Wel hulp aanbieden natuurlijk. (Marimda, docent, jrg. 35, nr.5, 13)

 

Johan Companjen van Open Doors zegt dat: "wanneer zij over China spreken, is het niet alleen over bijbelverspreiding hebben. Organisaties als Open Doors, Asian Outreach en vele andere zijn betrokken bij het bemoedigen en bezoeken van de gelovigen in China. Vaak komt daar de bijbelverspreiding bij, omdat dat een van de eerste vragen is naast het verzoek om gebed voor de broeders en zusters. Het Nederlands Bijbelgenootschap houdt zich hoofdzakelijk bezig met de bijbelverspreiding en dan alleen via officiële kanalen en zoals eerder gezegd, daar zijn wij blij mee. Maar er is meer nodig in China. De Chinese kerk en in het bijzonder de huisgemeente hebben bemoediging nodig van broeders en zusters uit het Westen. Ze hebben theologische boeken nodig, cassettes, braillebijbels en vele andere hulpmiddelen om hun geloofsleven te versterken.

Vooral de leiders die de kudde moeten leiden, hebben al onze steun nodig en daar blijven we ons voor inzetten. Dat moet ook het gebed zijn van alle christenen buiten China. Wij als Open Doors team willen het lichaam van Christus in China blijven dienen zoals we dat de laatste vijftien jaar gedaan hebben. Hopelijk komt de dag dat we een totaalbeeld zullen krijgen van wat God gedaan heeft in China deze laatste dertig jaar...dat zal een grote dag zijn. Er is zeker sprake van positieve veranderingen in China, maar laten we niet de fout maken om te stoppen met bidden en werken voor de lijdende kerk daar." (Koers, 22 januari 1988, p.27)

Dit brengt mij terug bij mijn oorspronkelijke motivatie voor het wonder van de groei van het Chinese christendom in China, namelijk de dingen die God gedaan heeft in het ontoegankelijke China. Eerst als ook de talrijke huisgemeenten, die verre in de meerderheid zijn en mogelijk wel meer leden telt dan de Communistische Partij, erkend worden, zal blijken hoe omvangrijk de Bruid van Christus in China werkelijk is. Dan zal meer nog dan nu, blijken, dat de kerk niet dood is, maar leeft!

En wie er nu ook om de macht strijden en wie er ook winnen zal, voor mij is één ding zeker, namelijk dat, om met de titel van een boek van oud-zendeling Lesly Lyall te spreken, "God reigns in China"!



1 Goslinga, p. 104-106.

2 Goslinga, p. 93/94.
   3 Idem, p. 94/95.

 5 Love China Today, David Aikman, p.17/18.

 6 "Kerk en zending in China", Hildering in de 'Opwekker' 1932 eveneens in de 'Mededelingen' 1933.

 7 Hildering wijst er bijvoorbeeld op hoe de Amerikaanse onderscheiding die dateert van de slavenoorlog uit de 19e eeuw, Noordelijke en Zuidelijke Baptisten, Noordelijke en       Zuidelijke Presbyterianen, getrouwelijk naar China werd overgeheveld. De Opwekker 1932, p. 5.

 8 Het Christendom in China, Ir. H. van Beusekom, p. 56vv.

 10 Een vijfjarenplan in China, Hildering, De Opwekker augustus 1933, waarbij hij tevens gebruikt maakte van het boek van Beusekom, Christendom in China. Zie p. 58vv en 72vv.

 11 De Zending in China, Macedoniër, 1928, p.11. (overgenomen door D.Pol uit 'De Banier"). 
12 "The enemy in the camp; Penetration of modernism and communism in the young Mission Churches of Southeast Asia", gedrukt in 'The Christian Beacon', December 22, 1949 en opgenomen in "The Church in Red China leans to one side", a documented study of the influence of communism on the protestant churches in China, edited by Samuel E. Boyle, July 1950, Hongkong.
13 Kruistocht tegen Bijbelse zending; Bangkok en de Oecumenische Beweging, door J.C. Maris; S.Paas; J.A.E.Vermaat; P. Beyerhaus, p. 43vv/72vv, Hilversum 1974.

 15 Jonathan Chao in gesprek met Ralph Covell over "Ouestions most frequently asked about the christian church in China" in 'China Notes', winter 1984-85, p. 329.

meer lezen 3 Berichten

Welkom!

Welkom op deze webstek, waar ik mijn onderzoek - ten behoeve van mijn doctoraalscriptie theologie naar de (ondergrondse kerk) in China bijna 25 jaar geleden - voor een breder publiek toegankelijk wil maken en nieuw leven wil inblazen, dankzij het wereldwijde web.

 

Vooral vanwege een aantal interessante historische feiten, die normaal gesproken niet in de geschiedenisboekjes terecht komen, zoals het baanbrekende werk van Karl F. Gützlaff, die vanuit het Nederlandse Zendelinggenootschap te Rotterdam, via Nederlands-Indië terecht kwam in China, waar hij zo'n open deur vond voor het evangelie, dat hij een toernee hield door West-Europa om zendelingen te rekruteren. Onder zijn gehoor zat de latere oprichter van de China Inland Mission (Nu OZG/OMF), James Hudson Tayler.

 

Ook bijzonder is de geschiedenis van Johannes Otte, die via de VS, een Wilhelmina Hospitaal bouwde in Amoy, het huidige Xiamen, voor wie 110 jaar na dato een standbeeld is opgericht.

 

Wat ook weinigen weten is het werk van een groepje Pinksterzendeling in de provincie Yunnan, vlakbij Tibet, vooral ook wat betreft het op schrift brengen van de taal van de Naxi, een minderheidsbevolking. Een van die zendelingen, Arie Kok, zou het zelfs tot kanselier in Peking brengen en daarna betrokken zijn bij de oprichting van de I.C.C.C.

 

Van groot belang is ook het werk van Anne van der Bijl en Open Doors geweest bij de verspreiding van Bijbels in China.

 

De bedoeling van mijn doctoraalscriptie was vooral om na te gaan welke rol Nederland gespeeld heeft in de protestantse (inclusief pinkster)zending in China, welke factoren daarbij een rol gespeeld hebben en de wijzen waarop men te werk is gegaan.
Een duidelijke onderbreking ligt bij de communistische revolutie van 1949, toen alle zendelingen het land moesten verlaten. Een bijzonder vraag is, wat er in die jaren met de kerk is gebeurd. Verhalen en berichten hierover komen pas in het openbaar in de jaren na Mao's dood in 1976. Welke rol hebben de kerk en de 'China watchers' toen gespeeld? Hierbij speelt op de achtergrond de vraag naar de godsdienstvrijheid in China, die er formeel wel is, maar in de praktijk aan allerlei beperkingen is gebonden. Tenslotte komt de vraag aan de orde, in een tijd waarin over de zending nogal verschillend gedacht wordt, wat we enerzijds kunnen leren van de kerk in China en wat anderzijds onze rol in China kan zijn en op welke wijze deze anders dan vroeger door verschillende organisaties wordt ingevuld.

 

De meeste informatie vind u onder het kopje van de verschillende organisaties en vervolgens bij de biografiën van de personen die voor hen werkten.