Hackie Hildering werd geboren op 26 februari 1898 te Amsterdam.

Hij behaalde op 21 april 1916 zijn onderwijsacte. Hij was daarna tot 1 augustus 1917 onderwijzer aan de christelijk lagere School. Door de mobilisatie kwam hij in militaire dienst tot 10 september 1919. Daarna werd hij burgeronderwijzer bij de afd. Radiodienst van de marine te Amsterdam voor vakken van alg. ontwikkeling. Dit deed hij gedurende twee dagen en een middag per week tot begin 1828. Daarnaast was hij vanaf 1922 na een toelatingsexamen student aan de VU.

Al in 1926 (toen hij nog student aan de VU was) werd hij aangezocht voor een der zendingsterreinen van de Gereformeerde kerken in Midden-Java. Hij werd daarvoor geweigerd op grond van afwijkende gevoelens t.a.v. de besluiten van de Synode van Assen.

Na bevestiging als predikant te Amsterdam-Zuid voor de zendingsdienst der gezamenlijke kerken op 7 mei 1930 werd ds. H.A.C. Hildering op 1 juli van dat jaar afgevaardigd en vertrok hij 11 augustus na zijn huwelijk op 3 juli met Jannetje Adriana Punt, naar Amoy voor de arbeid onder Chinezen als gespecialiseerde zendingspredikant.

Van 20 september 1930 tot februari 1932 verbleef hij samen met zijn vrouw Annie Punt op het eiland Gulangsu bij Amoy [1]) Hier werd op 4 september hun eerste dochter in het Hope en Wilhelmina hospitaal geboren.[2]) Anderhalf jaar voor studie van taal en Chinese cultuur, en van zending en YMCA in het gebied van Zuid-Fukien.

Vanaf 10 maart 1932 nam hij de arbeid onder de Chinezen te Surabaya in Oost-Java ter hand. Hij kwam daar voor gelijksoortige problemen te staan als Buskes bij zijn arbeiderswerk in Amsterdam: ook voor de door hem bereikte Chinezen gold, dat men hen niet zo maar in bestaande kerken kon invoegen, maar samen met hen kerk moest worden. Wat in Nederland niet kon, kon daar wel. Een aantal Chinese gemeenten werd gesticht met eigen voorgangers. Sektarisme was het niet. Deze gemeenten vonden hun plaats in het wijdere verband van de zgn. 'Oost-Java-Conferentie'.[3])

Deze arbeid waaruit enkele jaren tevoren de Amerikaanse Methodisten zich hadden teruggetrokken, geschiedde in nauw overleg met de SZC en met zendelingen op Oost-Java van wier bovengenoemde conferentie hij lid was.[4])

Van 11 augustus 1936 tot 7 juni 1937 was hij met verlof in Nederland. Per 31 december 1939 beëindigde ds. Hildering zijn werk in dienst van het Hersteld Verband. Hij was tot opvolger van dhr. J. Pik aangezocht als fulltime voorzitter van deze het hele zendingswerk op Oost-Java overkoepelende 'Conferentie'. Ds. Hildering aanvaardde de benoeming en trad dus in dienst van het NZG. Overeengekomen werd dat ds. Hildering voorlopig nog een deel van zijn tijd zou besteden aan de bijzondere leiding der Chinezenzending. En dat de Deputaten naar een opvolger zouden omzien, terwijl met de vrijkomende gelden de aanstelling van meer goeroes en een wat ruimere bezoldiging mogelijk zou zijn. Het zendingswerk achtte men onder ds. Oei Soei Tiong in goede handen. En zo zag men de gehele verandering als een stap in de richting van meer zelfstandigheid en groter verantwoordelijkheid van de Chinese kerk. Kort daarop brak de oorlog uit en werd de verbinding verbroken; ook de besprekingen over het uitzenden van een nieuwe zendeling moesten toen wel worden afgebroken.[5]) Het H.V. was dankbaar, dat het een missionair-predikant had mogen leveren, die via eigen zendingswerk op een voor zending en oecumene zo belangrijke post terecht kwam. [6])

Tijdens de Japanse inval (gevangenschap, kamp tijd, gezinsscheiding) handelde hij als iemand zonder vrees, ook al begreep hij angst. Op de eerste zondag na de Japanse inval zei hij in en preek: "Zijn we bang? Vrees is heel normaal en menselijk. Ook de dapperste kan nog vrezen. Ware moed en dapperheid is daar, waar het leven een vaste bodem gevonden heeft, een hechte basis, een geloofsgoed waarop een mens tot de Heer mag spreken: mijn Toevlucht en mijn Burcht." In gevangenis en kamp preekte hij zondag aan zondag, ook al was dat verboden. Hij liet zich de essentie van zijn levensopdracht niet ontnemen. "God loven, dat is ons ambt," schreef hij.
Na de gezinshereniging was er geen sprake van repatriëring. Doorweken. Bouwen. Hij had immers voor de zending gekozen, en voor Indonesië. Later werd Hildering zeven jaar lang (1953-1960) predikant-directeur van het Zendingshuis te Oegstgeest. Met 1 september 1960 ging hij met emeritaat. Hij is nog een jaar naar het toenmalige Nieuw-Guinea uitgezonden. Ondanks zijn politieke overtuiging ging hij waar de zending riep. Hij is ook nog acht jaar dominee geweest in de eigen gemeente te Elden. Zijn vrouw stierf in 1985 na een verblijf in een verpleeghuis. N.a.v. zijn overlijden op 11 mei 1986 beschrijft Arie Kuiper hem als:

  • ·    een doener, maar vanuit zijn geloof in de handelingen van God;
  • ·    een dominee, maar niet met het woord alleen;
  • ·    een vader, door velen betreurt: in Soerabaja, in Oegstgeest
    • ·    [7])

Dit blijkt des te meer wanneer je zijn correspondentie ziet, zoals die nu in het archief in het Zendingshuis te Oegstgeest lag opgeslagen. Waarbij ook brieven zijn met o.m. A. Pieron; R.P. Kramers; en accountant-kantoor van Bodegraven te R'dam n.a.v. een legaat van mej. Marie Kranenburg met wie hij goed bevriend was vanaf de tijd in Amoy.

Hij publiceerde m.b.t. Chinezen in de Opwekker:

1932: Kerk en Zending in China (tevens in de Med. van 1933)

1933: Een vijf jaren-plan in China

1934: Positie van de vrouw in China

1935: De christen Chinees en zijn kerk

1937: De kerk in het middelpunt, verhouding van kerk en zending   in China. (tevens Mededelingen 1938)

In Woord en Dienst:

  • ·   
  • ·   


     [1] Dit bleek uit een ingevoegde tekst in het boekje van A.R.M. over het leven en werk van dr. John A. Otte, in de bibliotheek van H.K.I.

     [2] De overige kinderen werden te Soerabaja geboren:

       Hendrik Frans, op 25 april 1933?; Pieter Joris, 1 juni 1936; Jeanne Lamberdina Wilhelmina, 24 oktober 1939.

   [3] p.122 Een handjevol verkenners, ontstaan en geschiedenis van het 'H.V.' Ds. G.F.W. Herngreen 1976.

     [4] Graaf van Randwijck, p. 110

     [5] Boissevain, p.159.

     [6] p.640 Graaf van Randwijck

     [7] A. Kuiper in Vandaar, 12e jrg. no 7, augustus 1986. Zie ook: http://www.digibron.nl/search/share.jsp?uid=00000000012e96004ec005e6e43913ec&sourceid=1011